Totaal aantal pageviews

zondag 5 juni 2016

Zwanenmeer..

De man rijdt elke dag mijn huis voorbij. Op de fiets. Hij heeft altijd een sigaret in zijn mond. Of een shaggie. Dat weet ik niet zeker. Maar hij is nooit aangestoken, de sigaret bedoel ik.
Hij heeft hem alleen maar in z’n mond. meestal in zijn linker mondhoek.
Ik schat hem op een jaar of zeventig. Zijn rug is iets gekromd, alsof hij voortdurend tegen de wind in moet fietsen. Op zijn hoofd een petje. Met een klep van voren. Veel ouderen mannen dragen zo’n petje.


Aan zijn stuur hangt een doorzichtige plastic zak. In die zak zit iets, maar ik kan niet zien wat het is.
Zolang ik hier nu woon,  bijna drie maanden, passeert die man mijn huis. Op de fiets. Met een sigaret in zijn mondhoek. En met een plastic zak, bungelend aan zijn stuur.
Weer of geen weer. Hij is er!
Na twee maanden begint het geheel mij te integreren. Waarom rijdt die man hier iedere dag. Waar gaat hij naar toe. Waarom brand die peuk niet. Dat soort vragen heb ik dan.


Daarom heb ik besloten hem te volgen nu hij weer eens passeert. Ik rijd op mijn fiets vlak achter hem. En nu zie ik wat er in die plastic tas zit. Stukjes brood. Wit. Bruin. Krentenbrood. Van alles door elkaar.
De man stopt na een kwartier fietsen bij een meertje. Van een afstandje zie ik dat hij de zak van zijn stuur haalt, zijn fiets neerlegt en naar de oever loopt.
Daar gaat hij zitten en opent de zak.
In een mum van tijd fladderen er twee zwanen op de kant en gaan aan weerszijden van hem staan.
De man geeft ze om de beurt een stukje brood.
Meestal zijn zwanen niet zo mak. En daar is over het algemeen, alle reden toe.


Twee weken later verandert er iets. Ik zie de man niet meer voorbij fietsen. Ik begin hem te missen. Ik vermoed, de zwanen ook. Tenzij de man tegenwoordig een andere route fietst, naar de zwanen.
Daarom rijd ik een paar dagen later naar het meertje. Een tas brood aan het stuur. Voor alle zekerheid.
Bij het meertje ga ik zitten. De zwanen zijn er maar zien er ontredderd uit. Alsof ze de man missen, en zijn brood.
Ik gooi stukjes brood naar ze toe, die ze argwanend bekijken maar wel oppikken. Ze komen niet naar de kant.
Misschien over een tijdje, als ze aan mij gewend zijn.
Ik vraag mij af wat er van de man geworden is...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten