Totaal aantal pageviews

vrijdag 1 december 2017

Mijn moeder en ik zijn altijd racistisch geweest

Op tv een discussie over zwarte Pieten. De zoveelste in de afgelopen vijf jaren.
De toon grimmiger. Bij De Wereld Draait Door, drie gasten die er over discussiëren.
Twee zijn tegen Pieten die zwart zijn. Een is er gematigd voor.
Deze verdeling is logisch. Want, een grachtengordel programma. Gemaakt vóór en dóór grachtengordels. Dus twee politiek correcte grachtengordels en één rechtse racist.
Dat wil zeggen, als rechts racistisch gezien door de grachtengordels maar in werkelijkheid iemand met een genuanceerde kijk op de Zwarte Piet.

Een van de grachtengordels is Georgina Verbaan. Doet iets met films en acteren. Heeft een houding van. Spreek mij niet tegen want ik ben bekend. Ik zit in het vak!
Het vak is een begrip dat bekende Nederlanders hanteren om hun bekend zijn aan te duiden.
Het, vak noemen is redelijk arrogant. Loodgieters hebben een vak. Bakkers ook. Groenteboeren. En artsen uiteraard. Die mogen allemaal terecht beweren dat ze een vak beoefenen! Bekende Nederlanders zijn uitsluitend bekend vanwege hun kop op tv. Dat kun je geen vak noemen.

Verbaan heeft een T-shirt aan. Met een tekst erop: Zwarte Piet is racisme.
Gek genoeg schokt mij dat. Voor de goede orde. Wat mij betreft mag een Piet in alle kleuren van de regenboog rondlopen, maar ik houd al vanaf dat ik kan lopen van Zwarte Piet. Zonder daar ooit één racistische gedachte bij gehad te hebben.
Ik hield an de Sint. En van zijn Piet. En ik herinner mij hoe mijn lieve moeder, Sinterklaasliedjes  met ons meezong. Hoe zij enthousiast zwaaide naar Zwarte Piet als die aankwam in ons dorp. Hoe liefdevol zij keek als wij onze cadeautjes uitpakten. Hoe wij Sint en Piet moesten bedanken.

Die ene zin op dat T-shirt van Verbaan en consorten, heeft in een klap een streep door mijn jeugd beleving gezet. Mijn moeder en ik zijn altijd racistisch geweest.


Ik (H) uil)

De Fabeltjeskrant verschijnt vanaf morgen in tabloid-formaat, lees ik.  Sinds zijn eerste publicatie in 1968 werd het dagblad in het zogenaamde broadsheet-formaat gedrukt, maar daar komt dus nu een eind aan.
Dat doet mij denken aan een recent vogel avontuur:

Vogels, in het algemeen, denken dat ze slim zijn.
Onterecht. Vogels waren dom,  zijn dom,  en zullen altijd dom blijven.
Je ziet er voorbeelden van. Dat vogels denken slim te zijn .

Rijdend op mijn fiets  begint het al. Vogels die niet opzij gaan. Die gewoon midden op straat bezig blijven met wat ze altijd doen; doelloos rondpikken in allerlei zaken die voor hen belangrijk schijnen te zijn.
Vroeger gingen ze altijd opzij. Zagen ze een fiets naderen dan fladderden ze, zoals het hoort, naar veiliger oorden.
Een meter voor mij zit een vogel gewoon te zitten. Op een krant. Geen denken aan wegfladderen.
Dat komt omdat er al jaren niet meer gejaagd wordt op vogels. Vogels denken dan dat ze gewoon kunnen blijven zitten als er een sukkel op een fiets nadert.
Waar ze aan voorbijgaan, is dat er weliswaar niet meer rücksichtslos op hen gejaagd wordt maar dat dat niet wil zeggen dat er geen dooie vogels, opgestapeld in rijen van tien, bij de kiloknaller in de etalage liggen. Ik bedoel, hier wordt hun domheid weer mee aangetoond.

Ik kom er niet omheen. Ik heb de keuze om, om de vogel heen te rijden of over hem heen te rijden, wat overigens helemaal niet zo zielig is als men denkt, voornoemde stapels ingevroren vogels bij de kiloknaller in aanmerking genomen.
De vogel op de krant voor mij heeft een leesbril op zijn hoofd.
Die ongekende arrogantie! Misselijk word je ervan. Dat de vogel een uil blijkt te zijn doet niets af aan het feit dat het net lijkt of het een echte bril is. Vogels horen geen brillen te dragen, ook geen dingen die op brillen lijken maar het niet zijn.

Vogels zijn vogels en horen in paniek weg te vliegen als er iemand op een fiets aankomt.
Het toppunt van vogel arrogantie, is dat sommige vogels menen recht te hebben om een plek in te nemen op de rijweg.
Straks gaan we nog beleven dat de dames en heren vogels recht menen te hebben op een pensioen. Of een geheel verzorgde vliegvakantie naar de Canarische eilanden.

Ik besluit, geheel tegen mijn gewoonte, niets menselijk is mij vreemd, om de vogel heen te rijden.
Dus wijk ik naar rechts uit. De vogel ook. Ik wijk weer uit, val naar rechts en belandt met een boog op het trottoir naast mij.
Een auto achter mij dendert met een,  blijkt achteraf,  man met hartstilstand achter het stuur, met 80 km per uur het fietspad op waar ik twee seconden geleden nog in gereanimeerd gesprek met de vogel vertoefde.
De auto eindigt op slechts vier centimeter naast mij tegen een lantaarnpaal.
De vogel landt drie meter verder op een tak in een boom. De leesbril zit nog op zijn hoofd.
Hij knikt mij ernstig toe.
Ik knik terug.
Ik (h)uil.